De lonen van Nederlandse werknemers zijn in zes jaar niet zo gestegen als in het afgelopen jaar. Het inkomen van werknemers steeg in 2016 met 1,8 procent, blijkt uit definitieve cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Het CBS heeft voor de berekening gebruikgemaakt van de ontwikkeling van Nederlandse cao’s. Vier op de vijf werknemers vallen onder een cao. Het CBS in Den Haag.

De stijging van de lonen leidt gecombineerd met de historisch lage inflatie tot een flinke stijging van de koopkracht. In het afgelopen jaar werden de consumentenprijzen slechts 0,3 procent duurder. Het was bijna dertig jaar geleden dat de inflatie voor het laatst zo laag was. Met name de geringe stijging van de huur in Nederland droeg bij aan die beperkte stijging.

Daarmee is niet gezegd dat de koopkracht van Nederlandse werknemers in het afgelopen jaar steeg met 1,5 procent: het verschil tussen de loonstijging en de inflatie. De ontwikkeling van de koopkracht is namelijk ook afhankelijk van premies voor bijvoorbeeld pensioen, ziektekostenverzekeringen en van de belasting.

In het bijzonder stegen de lonen in het onderwijs hard: 4 procent. Ook ambtenaren gingen er in het afgelopen jaar op vooruit. Zij kregen er 3 procent bij. Ambtenaren zijn sinds 2015 bezig aan een inhaalslag. In de jaren daarvoor stegen de lonen in veel overheidscao’s niet.

Voor de toekomst verwacht het CBS dat het grote verschil tussen loon- en prijsstijging niet aanhoudt. In het eerste en tweede kwartaal van 2017 stijgen de prijzen alweer harder dan de cao-lonen.

 

Bron: Volkskrant