Het meest gelukkig wordt hij van de jaarlijkse reizen met zijn vriendin en zoon door meer of minder exotische oorden. Maar ook van kleine dingen, zoals koken, wijn, whisky en een goed boek. Ap Dijksterhuis, hoogleraar Sociale psychologie aan de Radboud Universiteit in Nijmegen, deed jarenlang onderzoek naar Geluk. Vorig jaar verscheen zijn meest recente boek ‘Op naar geluk. De psychologie van een fijn leven’. Een interview met Dijksterhuis over (werk)geluk. 

De wetenschap achter werkgelukEr zijn zoveel definities van geluk in omloop. Hoe vat jij de definitie het liefste samen vanuit jouw optiek?

Ap Dijksterhuis: “Het is erg lastig om een mooie definitie te vinden. Je kunt het beter aan de hand van een omschrijving definiëren. Eigenlijk weten we heel goed wat het is, want mensen kunnen op een dag of een bepaald moment in hun leven middels een rapportcijfer goed antwoord geven op de vraag ‘Hoe gelukkig ben je?’. De uitspraak die voor mij de definitie van geluk omschrijft, die overigens niet wetenschappelijk onderbouwd is, maar wel mooi, is ‘Heel graag willen wat je al hebt’.”

U stelt dat we geluk voor een deel in eigen hand hebben…

“De wetenschap laat zien dat verschillen in geluk in rijke, stabiele landen voor 40 procent bepaald wordt door genetische verschillen, 10 procent door omstandigheden (denk aan inkomen) en 50 procent door eigen keuzes die mensen maken.”

Wat bepaalt hoe gelukkig je bent?

Dijksterhuis: “Anderen gelukkig maken is de meest effectieve manier om gelukkig te worden. Dat is een strategie van alle tijden. Maar er zijn meerdere manieren. Wanneer je bijvoorbeeld meer geld hebt dan je nodig hebt, kun je dat beter uitgeven aan ervaringen dan aan ‘spullen’. Probeer daarnaast het grootste deel van je vrije tijd actief door te brengen in plaats van passief. Probeer dingen te doen waarvoor je intrinsiek gemotiveerd wordt, bijvoorbeeld een leuke hobby. En wanneer je dat laatste in je werk kunt opnemen is dat helemaal mooi.”

Geluk zou volgens jou een schoolvak moeten zijn. Hoe zie je dit voor je?

“De reden hiervoor is vrij simpel. Ons doel is namelijk om gelukkig te zijn. Ieder mens wil dat. Wij weten er als wetenschap inmiddels zoveel van dat je het ook echt actief kunt nastreven. Het is bijna een gemiste kans dat we daar geen les over geven. Het is ook heel natuurlijk als je kijkt naar de oude Grieken, 2500 jaar geleden, toen de filosofie begon. Dat was de wetenschap van geluk: hoe krijg je een leven dat gelukkig maakt of voldoening geeft? Dat was eigenlijk geluksonderwijs, zo is het ooit begonnen. Ik zou zeggen haal dat weer terug, want we weten wat mensen moeten doen om gelukkiger te worden. Dat geldt ook voor verschillende leeftijdsgroepen. Er zijn al hele leuke lesprogramma’s ontwikkeld. Een voorbeeld daarvan is de gelukskoffer, gericht op verschillende klassen op basisscholen. Op Middelbare Scholen en ook op onze Universiteit in Nijmegen geven we lessen over geluk aan studenten van een jaar of 20. Dat geeft buitengewoon veel voldoening.”

Waar is ons werkgeluk op gebaseerd?

Dijksterhuis: “Werkgeluk leunt eigenlijk op twee verschillende pijlers: purpose (nut & zingeving, dat betekent dat je met iets goeds bezig bent) en plezier (lol hebben in wat je doet). Als die twee in balans zijn, dan ben je in je werk meestal gelukkig. Dat leunt weer op een aantal zaken. Eén aspect dat heel belangrijk is, als je in je werk iets doet dat anderen blij maakt en je die blijdschap voelt en krijgt, dan ben je over het algemeen heel gelukkig. In Londen werd bijvoorbeeld onderzoek gedaan naar werkgeluk onder verschillende beroepsgroepen en daaruit bleek dat onder andere kappers, loodgieters en bloemisten hoog scoorden. Dat zou je misschien niet verwachten, maar deze mensen zijn de hele dag bezig om mensen blij te maken. Daar word je zelf ook gelukkig van. Het gaat om gelukkig maken én het resultaat ervan zien.

Een docent op een middelbare school levert een mooie bijdrage aan het geluk van jongeren van 15 of 16, alleen op dat moment tonen zij niet de dankbaarheid. Direct resultaat is belangrijk. Werk en privé beïnvloeden elkaar enorm. Werk is een groot onderdeel van wat we doen. Je zou kunnen zeggen dat de invloed van werkgeluk op ‘algemeen’ geluk alleen nog maar groter wordt, omdat we veel meer keuzevrijheid hebben. Sommige mensen gingen vroeger ‘standaard’ hun vader achterna de fabriek in. Moeders waren vaak huisvrouwen. Dan heeft het minder invloed, omdat mensen niet het gevoel hebben dat ze misschien iets anders moeten gaan doen. Wij zijn allemaal redelijk vrij in wat we doen, wij kunnen onze carrière tot op zekere hoogte zelf bepalen. Dan kun je af en toe ook denken: had ik ook niet dit of juist dat moeten doen? Dat maakt de invloed alleen nog maar groter.

Het tweede aspect is waargenomen autonomie, het gevoel dat je een beetje kunt doen waar je zin in hebt. Iedereen weet dat als je werkt er ook wel eens zaken zijn waar je niet zo veel zin in hebt. Werken in een strakke hiërarchische organisatie, van 9 tot 5 uur, met teveel deadlines, regelgeving, bureaucratie en vergaderingen die niet nodig zijn, zorgt voor aantasting van onze waargenomen autonomie en daarmee ook ons geluk.”

Hoe kijk jij aan tegen geluk op de politieke agenda?

Dijksterhuis: “Vroeger was het idee dat als je als regering zorgde voor een goed draaiende economie, je daarmee ook het geluk van mensen verhoogde. In die tijd was dat waar, want als mensen arm zijn en ze worden iets rijker, dan worden ze ook gelukkiger. Nu zijn we dat punt al lang gepasseerd. De meeste Nederlanders hebben meer geld dan ze nodig hebben en als je ze nog meer geld geeft worden ze niet automatisch nog gelukkiger. Dat hele idee dat je met een goed draaiende economie (geld) mensen gelukkiger maakt klopt niet meer. Dan moet je het op een andere manier doen, door bijvoorbeeld goede zorg te bieden. Eigenlijk is de derde stap, na economie en zorg, geluk actief meenemen in maatregelen en wetten die daar echt een bijdrage aan leveren. Dat doen ze bijvoorbeeld in Scandinavische landen beter dan hier, denk aan ouderschapsverlof. In verschillende verkiezingsprogramma’s zie je terugkomen dat er gepleit wordt dat we moeten beschermen wat wij typisch Nederlands vinden, onze normen en waarden. Uiteindelijk zorgt dat ook voor meer geluk. De dingen die Nederland zo leuk maken moeten we niet laten verwateren. Dan leven we in Nederland nog lang en gelukkig.”

Dit interview is verzorgd door Lieke Jansen, communicatieadviseur bij Driessen.

 

Bron: PW De Gids