Het aandeel werkenden dat deel uitmaakt van de flexibele schil (werknemers op een flexibel arbeidscontract en zzp’ers) is het laatste decennium sterk toegenomen, van 23% in 2003 tot 35% in 2015. Ook het aantal bedrijven dat gebruik maakt van de flexibele schil is toegenomen.

Beeld Flexibele schil Nederlandse arbeidsmarkt: 35%

Zo maakte in 2013 bijna twee derde van de bedrijven gebruik van tijdelijke contracten, een verdubbeling ten opzichte van 1995. Dit blijkt uit het achtergronddocument ‘De flexibele schil van de Nederlandse arbeidsmarkt: een analyse op basis van microdata’ van het CPB.

Vooral de meest flexibele en onzekere typen flexibele contracten (oproep-/invalcontracten en contracten zonder vaste uren) zijn tussen 2003 en 2015 toegenomen. In 2015 was 50% van alle flexibele contracten een oproep-/invalcontract of een contract zonder vaste uren. De belangrijkste cijfers op een rij:

  • In 2015 had 21,1% van de werkenden een flexibel contract, in 2003 was dit 13,6%.
  • In 2015 was 12,3% van de werkenden zzp’er, in 2003 was dit 8,2%.
  • Van alle werknemers op een flexibel contract in 2015 had 36% een tijdelijk contract (waarvan 15% met uitzicht op vast), 30% een oproep-/invalcontract, 15% een uitzendcontract en 20% een contract zonder vaste uren.
  • Steeds meer werkenden op een flexibel contract hebben een tweede baan (12% in 2015).

Wie werken in de flexibele schil?

Zowel de kans om te werken op een flexibel contract als om te werken als zzp’er hangt sterk samen met leeftijd. De kans op een flexibel contract te werken is het grootst voor jongeren (15-24 jaar) en neemt af met leeftijd, maar de kans als zzp’er te werken neemt toe met leeftijd en is het grootst onder ouderen (65-74 jaar).

Verder komt een flexibel contract vaker voor onder vrouwen, laagopgeleiden, thuiswonende kinderen en mensen met een migratie achtergrond. Mannen en hoogopgeleiden hebben juist een relatief grote kans als zzp’er te werken. De persoonskenmerken die samen gaan met een grotere kans in de flexibele schil te werken zijn onderling (sterk) gecorreleerd, waardoor niet corrigeren voor persoonskenmerken een verkeerd beeld geeft van de invloed van bijv. opleiding, leeftijd, herkomst, geslacht en positie in het huishouden.

Baankenmerken in de flexibele schil

Flexibele contracten komen vooral voor onder banen met een kleine omvang. Flexibele contracten worden het meest gebruikt voor routinematige handmatige taken en niet-routinematige handmatige taken. Deze taken komen vooral veel voor aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Zzp’ers werken daarnaast vaak aan niet-routinematige analytische taken. Deze taken worden juist geassocieerd met de absolute bovenkant van de arbeidsmarkt.

Hoe groot de flexibele schil is en of zij wordt ingevuld met werknemers op flexibele arbeidscontracten of zzp’ers verschilt sterk per sector. Ook het type flexcontract (tijdelijk, uitzend, oproep, geen vaste uren) varieert sterk tussen sectoren. De flexibele schil is het hardst gegroeid in de sectoren waar al veel gebruik gemaakt werd van de flexibele schil. Landbouw, Cultuur en Horeca hebben de grootste flexibele schil (56-58%), de overheid de kleinste (11%). De flexibele schil in de Landbouw bestaat voor tweederde uit zzp’ers, de flexibele schil in de Horeca voor 90% uit flexibele contracten.

Doorstroom vanuit een flexibel contract?

De transitiekans vanuit een flexibel contract naar een vast contract is afgenomen tussen 2006 en 2013. Van iedereen die op 1 januari 2013 een flexibel contract had, had een jaar later minder dan een op de vijf een vast contract, twee jaar later had een kwart een vast contract. Voor iemand (met dezelfde kenmerken) die op 1januari 2006 op een flexibel contract werkte was de transitiekans naar een vast contract nog een stuk hoger: één jaar later had 30% een vast contract, twee jaar later 38%. Na twee jaar werkte 49% op een flexibel contract en had 13% geen werk.

De transitiekans naar een vast contract neemt flink toe met opleidingsniveau, de kans nog of weer op een flexibel contract te werken is ongeveer gelijk over opleidingsniveaus. De transitiekans naar een vast contract verschilt weinig tussen leeftijdsgroepen tot 55 jaar. Daarna neemt de kans af.

 

Bron: https://www.hrpraktijk.nl/