Op Prinsjesdag werden er niet zoveel nieuwe zaken gepresenteerd die invloed hebben op het werk van de HR-professional. Het nieuwe Regeerakkoord daarentegen staat vol nieuwe voornemens en maatregelen die (direct) impact hebben op arbeid en de organisatie van werk. Een overzicht.

De gevolgen voor HR uit het Regeerakkoord

Een overzicht van voor HR-professionals relevante voornemens en plannen uit het Regeerakkoord:

Het nieuwe kabinet zet in het Regeerakkoord in op modernisering van de arbeidsmarkt. Er moet een nieuwe balans komen tussen werkgevers en werknemers. Vast werk moet minder vast worden en flexwerk minder flex. Bovendien moet werken lonen en werkgeverschap moet aantrekkelijk zijn.

  • Om de huiver bij werkgevers om een vast contract aan te bieden weg te nemen wordt een cumulatiegrond in het ontslagrecht geïntroduceerd. Dat betekent dat bij een ontslagprocedure meerdere gronden tegelijk aangedragen morgen worden door de werkgever. Hier staat voor de werknemer tegenover dat de rechter een extra vergoeding kan toekennen van maximaal de helft van de transitievergoeding (bovenop de reeds bestaande transitievergoeding).
  • Werknemers krijgen meteen bij aanvang van het dienstverband recht op transitievergoeding (is nu pas na twee jaar).
  • De hoogte van de transitievergoeding wijzigt: Voor elk jaar in dienstverband gaat de transitievergoeding een derde maandsalaris bedragen, ook voor contractduren langer dan 10 jaar. De overgangsregeling voor 50-plussers wordt gehandhaafd. Wel mogen alle scholingskosten in mindering worden gebracht op de transitievergoeding (een verruiming ten opzichte van de huidige situatie). De wetsvoorstellen voor het wegnemen van ‘scherpe randen’ voor MKB’ers worden doorgezet. Zo worden werkgevers gecompenseerd voor verschuldigde transitievergoeding bij ontslag van een werknemer wegens langdurige arbeidsongeschiktheid en hoeft er geen transitievergoeding uitgekeerd te worden bij ontslag om bedrijfseconomische redenen als een cao-regeling van toepassing is.
  • De periode waarna elkaar opeenvolgende tijdelijke contracten overgaan in een contract voor onbepaalde tijd, wordt verlengd van twee naar drie jaar.
  • De mogelijkheden voor een langere proeftijd worden verruimd om het aangaan van een contract voor onbepaalde tijd aantrekkelijker te maken voor werkgevers. Indien een werkgever direct (als eerste contract) een contract voor onbepaalde tijd aanbiedt, wordt de proeftijd verruimd naar vijf maanden. Voor meerjaarscontracten (meer dan 2 jaar) wordt de proeftijd drie maanden. In overige gevallen blijft de proeftijd zoals deze nu is.
  • Payrolling als zodanig blijft mogelijk, maar wordt zo vormgegeven dat het een instrument is voor het ‘ontzorgen’ van werkgevers en niet voor concurrentie op arbeidsvoorwaarden. Het kabinet komt met een wetsvoorstel waarin het soepeler arbeidsrechtelijk regime van de uitzendovereenkomst buiten toepassing wordt verklaard, werknemers qua (primaire en secundaire) arbeidsvoorwaarden ten minste gelijk moeten worden behandeld met werknemers bij de inlener, en de definitie van de uitzendovereenkomst ongemoeid blijft.
  • Verlichting van de verplichtingen voor loondoorbetaling bij ziekte: Om te bevorderen dat het MKB weer meer personeel in (vaste) dienst durft te nemen, wordt de loondoorbetalingsperiode voor kleine werkgevers (tot 25 werknemers) verkort van twee naar één jaar. De verantwoordelijkheid voor loondoorbetaling en een aantal re-integratieverplichtingen in dat jaar gaan over naar het UWV (de ontslagbescherming van twee jaar blijft in stand). De collectieve kosten van het tweede jaar worden gedekt via een uniforme lastendekkende premie, te betalen door kleine werkgevers.
  • Tevens wordt de periode waarvoor premiedifferentiatie geldt in de WGA, verkort van tien jaar naar vijf jaar. Daarmee wordt voor alle werkgevers de periode waarover risico wordt gelopen in het geval een van hun werknemers arbeidsongeschikt wordt, aanzienlijk beperkt. Na de periode van premiedifferentiatie wordt een collectieve, uniforme premie geheven.
  • Inschakeling zzp-ers: Voor zelfstandigen boven het ‘lage’ tarief (een tarief tussen de €15 en €18) wordt een ‘opdrachtgeversverklaring’ ingevoerd. Deze geeft opdrachtgevers vooraf duidelijkheid en zekerheid bij de inhuur van zelfstandig ondernemers. Opdrachtgevers krijgen deze verklaring via het invullen van een webmodule. Met deze opdrachtgeversverklaring krijgt een opdrachtgever zekerheid vooraf van vrijwaring van loonbelasting en premies werknemersverzekeringen (tenzij de webmodule niet naar waarheid is ingevuld). In de webmodule wordt een aantal duidelijke vragen gesteld aan de opdrachtgever over de aard van de werkzaamheden. Daarbij wordt ten behoeve van de webmodule het onderdeel ‘gezagsverhouding’ verduidelijkt (bijvoorbeeld dat het enkel moeten bijwonen van een vergadering op zichzelf geen indicatie van gezag is). Tevens zal het kabinet de wet zo aanpassen dat gezagsverhouding voortaan meer getoetst wordt op basis van de materiële in plaats van formele omstandigheden.
  • Het kabinet kiest voor een verlenging van het (niet-overdraagbare) kraamverlof voor partners. Het huidige kraamverlof geeft partners na de bevalling het recht op twee dagen verlof, op te nemen binnen vier weken, waarbij werkgevers het volledige loon doorbetalen. Dit wordt per 1 januari 2019 verlengd naar vijf dagen. Daarbovenop krijgen partners aanvullend kraamverlof van vijf weken per 1 juli 2020. Dit verlof dient te worden opgenomen in het eerste half jaar na geboorte. Tijdens het verlof ontvangt de werknemer een uitkering van het UWV, tegen 70% van het dagloon (tot ten hoogste 70% van het maximum dagloon).
  • Om er voor te zorgen dat iedereen zich na het afstuderen kan blijven ontwikkelen, heeft het kabinet de inzet om de fiscale aftrekpost voor scholingskosten te vervangen door een individuele leerrekening voor alle Nederlanders die een startkwalificatie hebben gehaald. Het kabinet roept sociale partners in het Regeerakkoord op om (niet vrijblijvende) afspraken te maken over leeftijdsbewust personeelsbeleid, met aandacht voor scholing, intersectorale mobiliteit, zicht op minder belastend werk en de nut en noodzaak van specifieke voorzieningen voor ouderen in cao’s.
  • Het aanbod van arbeid wordt versterkt door onder andere het beschikbaar stellen van 100 miljoen euro per jaar voor een dekkend aanbod en versterking van de kwaliteit van het techniekonderwijs op het VMBO en door te kijken of opleidingen voldoende aansluiten op het beroepenveld en de situatie op de arbeidsmarkt. Bovendien wordt het collegegeld verlaagd waardoor studeren wordt gestimuleerd.

Specifiek voor de non-profit zijn de volgende maatregelen en beleidsvoornemens in het Regeerakkoord opgenomen:

  • In het primair onderwijs worden tijdelijke contracten voor invalskrachten in verband met vervanging wegens ziekte uitgezonderd van de ketenbepaling.
  • Voor een goede doorstroom tussen publieke en private banen, is het van belang dat werknemers bij bedrijven en de overheid gelijk worden behandeld. De normalisering van de rechtspositie van ambtenaren wordt dan ook doorgezet.
  • Het beloningsniveau bij de overheid moet zodanig zijn dat ook hoogwaardige en schaarse specialisten, bijvoorbeeld met expertise op gebied van ICT, financiën of inkoop, in dienst kunnen worden genomen. Het kabinet gaat kijken hoe zij dit vorm kan geven.
  • De Wet normering topinkomens wordt wel (ook bij de politie) gehandhaafd.
  • Om te voorkomen dat het aantal politievrijwilligers afneemt wordt gewerkt aan een landelijk beleid voor vrijwilligers met betrekking tot rechtspositie, werkzaamheden, werving en opleiding.

Voor HR-professionals is het dus belangrijk om kennis te nemen van het Regeerakkoord, waarin vele maatregelen worden aangekondigd om de balans tussen werkgever en werknemer te herstellen.

 

Bron: PW