De koopkracht van de Nederlander is vorig jaar hard gestegen. Fiscale maatregelen speelden daarbij een grote rol, maar ook de reële loonstijging die uit de cao-afspraken rolden, droegen daaraan bij. Dit blijkt vrijdag uit nieuwe cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Voor de Nederlandse bevolking als geheel steeg de koopkracht in 2016 met 2,7%. ‘Als je dat vergelijkt met een economische groei van over vorig jaar 2,2% dan kun je vaststellen dat de Nederlander de groei in zijn portemonnee heeft gemerkt’, zegt hoofdeconoom Peter Hein van Mulligen van het CBS. ‘Deze koopkrachtstijging mocht wel weer eens’, zegt hij, verwijzend naar de voorafgaande zes jaar waarin de koopkracht vier keer daalde en twee keer beperkt steeg.

Het betreft hier CBS-gegevens over de mediane Nederlander. Dat betekent in dit geval dat de helft van de mensen de koopkracht met meer dan 2,7% zag stijgen, en de andere helft met minder.

Vooral werknemers zagen hun koopkracht sterk stijgen. Het CBS kan een plus noteren van 4,9%, de hoogste in vijftien jaar. Voor deze groep spelen twee elkaar versterkende effecten. Zo bevatte het pakket aan lastenverlichtingen van € 5 mrd over 2016 een verhoging van de arbeidskorting en een verlaging van het tarief in de tweede en derde schijf van de inkomstenbelasting. Daar profiteerden de werknemers van.

Cao-loon

De stijging van het cao-loon over 2016 kwam met 1,8% nauwelijks hoger uit dan in de voorafgaande jaren, maar door een sterke daling van de inflatie naar nog slechts 0,3% bleef er toch een flink stuk reële loonsverbetering over van zo’n 1,5%. Dat lijkt een eenmalig effect want over dit jaar overtreft de inflatie de loonstijging al weer licht. Het CBS merkt op dat toch nog 28% van de werknemers de koopkracht zag dalen, maar dat was dan het gevolg van bijvoorbeeld een vermindering van het aantal gewerkte uren.

Met een plus van 0,9% zagen de gepensioneerden hun koopkrachtontwikkeling sterk achterblijven bij het gemiddelde. Tegenover het positieve effect van een hogere ouderenkorting stond de min van een beperking van de indexering van de pensioenen. Van Mulligen zegt echter dat het historisch gezien toch een heel goed jaar was voor de gepensioneerden: ‘Zij zien hun koopkracht zelden stijgen. Vanaf 2001 was dat gemiddeld nog niet eens 0,1% per jaar. Dus die 0,9% in de plus is in die zin nog historisch hoog’.

De koopkracht van paren met kinderen steeg vorig jaar vrijwel even veel als van de werknemers, met een mediaan van 5,0%. De gunstiger kindregeling van de overheid betekende voor een vijfde van alle gezinnen een stijging van ruim 14%.

 

Bron: FD.nl