De laatste jaren zijn Nederlandse werknemers minder tevreden geworden over hun arbeidsomstandigheden. Ze ervaren minder autonomie en uitdaging in hun werkzaamheden en zij maken minder vaak promotie. Ook in Nederland is de ‘bad job’ in opmars.

Werknemers minder tevreden over arbeidsomstandigheden

In Nederland is een afname gaande in mentaal uitdagend werk, autonomie en promotiemogelijkheden. Ook een afname van werkuren, overwerk en werkdruk, en een toename van flexcontracten, tweede banen en baanonzekerheid, zorgen ervoor dat we in Nederland kunnen spreken van bad jobs, een term die opgang maakt door een aantal Britse en Amerikaanse onderzoeken naar de kwaliteit van werk.

Bad jobs in Nederland

Dit schrijven Peter Smulders en Seth van den Bossche ‘Dynamiek op de Nederlandse arbeidsmarkt’, een publicatie van CBS en TNO. 15 procent van de Nederlandse werknemers werkt in beroepen die dicht in de buurt komen van een bad job. Dit zijn koks en kelners, postpersoneel, winkelpersoneel, schoonmakers en bejaarden- en kinderverzorgers. Het werk van deze beroepsgroepen is vaak fysiek zwaar, weinig uitdagend, weinig autonoom, flexibel, in deeltijd en met een relatief grote mate van baanonzekerheid.

Voorwaarden voor een good job

Een good job voldoet aan de volgende voorwaarden:

  1. een goede beloning;
  2. een goeie pensioenregeling en sociale verzekering;
  3. een redelijke mate van autonomie bij het uitvoeren van de eigen werkzaamheden;
  4. een zekere mate van controle over eigen arbeidstijden.

Vooral de banen van leidinggevenden en vakspecialisten (zoals ingenieurs, architecten, juristen, bedrijfsadviseurs, en ook ICTberoepen) worden door de auteurs aangemerkt als good jobs.

Minder baanzekerheid

Een van de factoren die bepalen of een baan een good of een bad job is, is de baanzekerheid. Deze is tussen 2006 en 2016 duidelijk afgenomen. Het aandeel werkenden met een vaste arbeidsrelatie daalde met 10 procent van 71 procent naar 61 procent.

Laagopgeleiden en jongeren vaker werkloos

Laagopgeleiden en jongeren hebben vaker  geen vast dienstverband en zij worden vaker werkloos na baanverlies. Ook voor ouderen is het niet altijd makkelijk op de arbeidsmarkt. Zij worden weliswaar minder vaak werkloos dan jongeren, maar als ze hun baan wel kwijtraken, is het voor hen veel moeilijker om ander werk te vinden. Gaan ze weer aan het werk, dan is dat meestal in een flexbaan of als zelfstandige.Ouderen in een flexibele baan stromen bovendien minder vaak door naar een vaste baan dan werkenden van middelbare leeftijd.

Meer werkgelegenheid in hoogbetaalde beroepen

De werkgelegenheid is in de hoogbetaalde beroepen aanzienlijk toegenomen. Ook in de laagst betaalde beroepen groeide de werkgelegenheid. Banen in het middensegment verliezen aandeel. Het gaat dan om beroepen met veel routinematige taken en beroepen waarin veel handwerk voorkomt, zoals medewerker in een drukkerij, assemblagemedewerker, lasser, plaatwerker, land- en bosbouwer, en administratieve beroepen zoals secretaresse, bibliothecaris, conservator en boekhouder.

Laagopgeleide verdwijnt uit middensegment

De achterblijvende groei van het middensegment raakt vooral de laag- en middelbaaropgeleiden. Onder laagopgeleiden is een duidelijke verschuiving te zien van beroepen in het middensegment naar de laagst betaalde beroepen.

 

Bron: http://www.pwnet.nl/