Dat de regering tijdens de economische crisis een plan bedacht voor het verhogen van de pensioenleeftijd was niet alleen begrijpelijk maar ook verstandig. Wel ouder worden en toch eerder met pensioen is rijkeluisgedrag. Verzuimd werd duidelijk te maken dat deze aanpassing weinig of niets te maken had met crisisbeleid. Als mensen steeds ouder worden en de pensioenleeftijd wordt niet aangepast, is geen enkel pensioensysteem daartegen opgewassen. Want de uitkeringen worden gefinancierd door de actieve deelnemers en de beleggingsopbrengsten, behalve bij het algemene ouderdomspensioen – wat een omslagstelsel is – maar dat komt op hetzelfde neer, namelijk dat de jongere generaties de uitkeringen moeten opbrengen, hetzij rechtstreeks (AOW) of via hogere pensioenpremies voor de actieve deelnemers (tweede pijler).

Er zijn altijd zware beroepen waarin je niet zo maar kan blijven werken omdat ze hoge fysieke eisen stellen aan de werknemer. Weliswaar zijn er tal van technische vernieuwingen ingevoerd waardoor de lichamelijke inspanning verlicht wordt, maar dat geldt niet voor alle beroepen en ze zijn bovendien zelden perfect. De stijging van de levensverwachting kan niet altijd worden gecompenseerd met nieuwe technische uitvindingen. Stratenmakers en bouwvakkers hebben tegenwoordig slimme hulpmiddelen, maar die innovaties lopen niet in de pas met de stijging van de levensverwachting.

De laatste tijd komen deze problemen op de agenda, maar dat had al eerder gemoeten. Dat politici denken dat ze iedereen dezelfde pensioenleeftijd moeten opleggen is dom, kortzichtig en lachwekkend. Voor de algemene omslagregeling kan het nauwelijks anders, maar voor de aanvullende regelingen moet er rekening gehouden worden met specifieke omstandigheden die ook fiscaal moeten worden afgedekt. De sociale partners zouden ook beter moeten weten.

Het probleem is dat er steeds minder zware beroepen zijn en dat de solidariteit naar de knoppen is. Moeten politiemensen betalen voor de pensioenen van de ambtenaren en de onderwijzers, terwijl de laatste twee groepen gemiddeld een jaar of twee langer leven? Als ambtenaren, politiemensen en onderwijzers allen dezelfde premie betalen, vindt er stiekem subsidie plaats. Die politiemensen weten dat niet, dus kraait er geen haan naar. Welke bond heeft hier ooit een balletje over opgegooid? Men weet niet eens hoeveel het de politiemensen kost. Over de duim geschat komt het al gauw neer op een netto-effect van een procentje of drie, vier. Als steeds meer ambtenaren vervangen zijn door technologie, staan alleen die arme politiemensen nog garant voor hun pensioen.

Solidariteit is kennelijk een piramidespel waar de zwakste schouders de zwaarste lasten moeten dragen en verder de lippen stijf op elkaar a.u.b. De vakbonden spelen dit spel graag mee, want hun apparaat wordt gefinancierd met de pensioenbestuurdersbeloning. Want leden die contributie betalen zijn er te weinig. In Italië hebben ze een passende uitdrukking voor dat soort solidariteit.

Onder de ogen van de politici vindt een van de grootste misstanden op dit gebied plaats, namelijk bij de beroepsmilitairen. Die moeten vanwege de fysieke eisen aan hen gesteld eerder stoppen met werken, maar hun pensioenleeftijd is dezelfde als voor loketambtenaren. Ze moeten dus enige jaren — na vertrek uit militaire dienst — op een houtje bijten of bijklussen. Dat laatste lukt alleen de hoogste officieren — alsof die ook onder zware fysieke condities hun werk doen. Het is niet te geloven dat zo’n simpel probleempje door onze politici niet kan worden opgelost. Zelfs in een kort stukje als dit, kan het uit de doeken worden gedaan, maar dat doen we mooi niet. Laat ze er hun tanden maar op stuk bijten. Er zijn genoeg lezers van deze courant die het resultaat kunnen beoordelen.

Is werken in de politiek ook een zwaar beroep? Onze volksvertegenwoordigers schijnen zich internationaal te onderscheiden door hun ethische antennes, maar daar moesten we maar niet meer intrappen. Dat je in crisistijd snel knopen moest doorhakken, kan geen reden zijn de boel te laten verloederen. Over allerlei zaken wordt uit het coalitieproces gelekt, maar nooit over pensioenen, terwijl het — naast onderwijs — een van de belangrijkste thema’s is voor de nabije toekomst.

Jan van de Poel is emeritus hoogleraar risk management Maastricht University en oud financieel directeur van ABP.

 

Bron: Het Financieele Dagblad